Het onderscheid tussen menselijke en kunstmatige intelligentie vervaagt snel in 2025, waardoor het lang gekoesterde geloof van onze soort dat onze cognitieve vermogens ons uniek maken onder de aardse wezens, op de proef wordt gesteld.
Volgens het AI Index Report 2025 van Stanford is het prestatieniveau tussen toonaangevende AI-modellen het afgelopen jaar aanzienlijk dichter bij elkaar gekomen. In tijdsgebonden scenario's van twee uur of minder scoren de beste AI-systemen nu vier keer hoger dan menselijke experts op complexe taken. Mensen behouden echter een aanzienlijk voordeel bij langdurige uitdagingen: bij taken die 32 uur of langer duren, scoren zij twee keer zo hoog als AI.
"In situaties met een korte tijdshorizon scoren de beste AI-systemen vier keer hoger dan menselijke experts, maar als er meer tijd is om een taak uit te voeren, presteren mensen beter dan AI," aldus het Stanford Human-Centered Artificial Intelligence Institute. Dit patroon suggereert dat AI uitblinkt in snelle patroonherkenning en informatieverwerking, terwijl menselijke intelligentie nog steeds domineert op gebieden waar langdurig redeneren, creativiteit en aanpassingsvermogen vereist zijn.
Het concept van 'Homo sapiens-intelligentie' (HSI) is ontstaan nu onderzoekers proberen het collectieve menselijke intellect te begrijpen dat verder reikt dan individuele capaciteiten. Deze hogere vorm van intelligentie, die sommigen vergelijken met Averroes' idee van een 'enkelvoudig intellect', zou het cognitieve voordeel van de mensheid ten opzichte van machines kunnen vertegenwoordigen. Het steunt op onze sociale aard en het vermogen tot gezamenlijk probleemoplossen, dat zich over millennia heeft ontwikkeld.
Ondertussen intensiveert de wereldwijde AI-wedloop. Amerikaanse instellingen brachten in 2024 veertig opvallende AI-modellen voort, tegenover vijftien uit China en drie uit Europa. Hoewel Amerika zijn kwantitatieve voorsprong behoudt, hebben Chinese modellen de kwalitatieve kloof snel gedicht: de prestatieverschillen op belangrijke benchmarks zijn geslonken van dubbele cijfers in 2023 tot bijna gelijkheid nu.
Nu AI steeds meer wordt geïntegreerd in de menselijke samenleving, benadrukken experts het belang van het ontwikkelen van AI-systemen die menselijke capaciteiten aanvullen in plaats van vervangen. "We moeten taakmoeilijkheid (subjectief, antropocentrisch) niet verwarren met taakcomplexiteit (objectief)," stellen onderzoekers die de verhouding tussen menselijke en kunstmatige intelligentie bestuderen. "In plaats daarvan pleiten we voor een veelzijdige conceptualisering van intelligentie en erkenning van haar vele mogelijke vormen en samenstellingen."
Deze veranderende relatie tussen menselijke en kunstmatige intelligentie dwingt ons te heroverwegen wat onze soort bijzonder maakt. Terwijl we steeds geavanceerdere AI-systemen creëren, blijft de vraag of we een nieuw evolutionair stadium naderen waarin menselijke en kunstmatige intelligentie interdependente partners worden in plaats van concurrenten.